In 1947 werd de Amsterdamse Werkgroep voor Psychosomatisch Onderzoek opgericht onder impuls van Juda J. Groen.
In 1957 werd de Nederlandse Vereniging voor Psychosomatisch onderzoek opgericht ten einde het gedachtegoed van Groen en zijn medewerkers te behouden.
In 1988 werd de vereniging uitgebreid met Belgische collega’s en in 1996 werd het internationaal karakter van de vereniging aangeduid met de naamwijzing Society for Psychosomatic Medicine.
De Society kende jaren van intense en vruchtbare werking maar ook van moeizaam overleven. De sterkhouders aan Nederlandse en Vlaamse zijde slaagden erin om blijvend de belangrijke wetenschappelijke en praktijkevoluties te integreren in de psychosomatische benadering. Henk Pelser, Marieke van Schie, Boudewijn Van Houdenhove, Stijn Jannes en nadien Rik Van Nuffel en Eric Boydens waren hierbij zeer belangrijk. Ook door hen werd een essentiële uitbreiding van de activiteiten gerealiseerd door supervisie en intervisie initiatieven van hulpverleners te bevorderen. Van Schie en Robbert van Alphen de Veer verbonden de activiteiten van de Society met die van de Vereniging Balint Nederland. De laatste jaren werd heel veel aandacht besteed aan het functioneren van mensen in normale omstandigheden en het uitdiepen van de wetenschappelijke kennis hieromtrent. Belangrijk hierbij waren de volstrekt nieuwe inzichten in de werking van de fascia. Een dynamische groep met onder meer Sophie Van de Put en Bert Kallens geeft hierbij een nieuwe geestdrift en elan aan de Society.
Joannes Juda Groen (1903-1990) was als internist werkzaam in het Wilhelmina Ziekenhuis in Amsterdam. Tijdens de tweede wereldoorlog fungeerde hij als arts in concentratiekampen in Nederland. Daarna werd hij hoogleraar in Jeruzalem (1958) en tenslotte hoogleraar in Leiden (1968). Hij was onderzoeker op het gebied van de invloed van voeding op diabetes en stofwisselingziekten. Tijdens zijn werkzaamheden in de concentratiekampen werd hij getroffen door het groot aantal mensen die leden aan maagzweren, colitis ulcerosa, astma en hypertensie. Hij werd begeesterd door de wetenschap van de psychosomatiek die de invloeden bestudeerde van de interactie van lichaam en geest bij ziekte en gezondheid. Kort na de wereldoorlog in 1947 richtte hij samen met enkele collega’s en medewerkers de ‘ Amsterdamse Werkgroep voor Psychosomatisch Onderzoek’ op. Hij werd in dit opzet gesteund door de Rockefeller Foundation. In Leiden richtte hij samen met de Groot (socioloog) en Barends (bioloog) de Stichting voor Interdisciplinair Gedragswetenschappelijk Onderzoek op.
Zeer vroeg begeesterde hij jonge collega’s die later de fakkel zouden overnemen zoals Henk Pelser, internist en Wim Wolters, psycholoog. In 1968 richtten Wim Wolters en Herman Musaph, psychiater, de Nederlandse vereniging voor Psychosomatisch Onderzoek (NVPO) op. Deze vereniging bestaande uit artsen en psychologen was succesvol en organiseerde workshops, symposia en enkele internationale congressen. Door de toenemende belangstelling voor biologische psychiatrie, psycho-endocrinologie en psycho-neurologie, die elementen van het psychosomatisch onderzoek bestudeerden verminderde de belangstelling voor de werking van de NVPO. Tijdens een crisisvergadering werd het voorstel om de NVPO op te heffen door een grote meerderheid van de Algemene Ledenvergadering weggestemd. Een nieuw bestuur nam toen het besluit om de vereniging uit te breiden met Vlaamse collega’s. Myriam Van Moffaert en Walter Vandereycken werden gecontacteerd die hun collega’s aanschreven. In 1989 traden Van Moffaert, Boudewijn Van Houdenhove, Stijn Jannes, Walter Michielsen, M. Houben, Kees Van Heeringen toe tot de vereniging die de naam Vereniging voor Psychosomatisch Onderzoek kreeg. Deze collega’s werden aangeschreven ofwel omdat ze liaison psychiaters waren (Van Moffaert, Van Houdenhove, Jannes) ofwel diensthoofd van een psychosomatisch centrum (Michielsen, Houben) of gespecialiseerd in een ziektebeeld dat onmiskenbaar psychosomatisch moest benaderd worden (Vandereycken en Jannes in Anorexia Nervosa). Zij sloten naadloos aan bij de specialisaties van de Nederlandse bestuursleden. Henk Pelser, diabetes, Musaph en John de Korte, dermatologie, Karel van de Loo, anorexia nervosa, Veldhuizen van Zanten, huisarts, Jan Moors, seksuologie.
Onder impuls van Henk Pelser werden huisartsen actief aangetrokken in het bestuur, die later een fundamentele rol speelden in de werking van de Vereniging. Zo werd Marieke Van Schie een dragende kracht in de verdere uitbouw van de Nederlands-Vlaamse vereniging. Er wordt besloten om alternerend symposia te organiseren in Nederland en België. In de keuze van onderwerpen blijkt een duidelijke verschuiving waar te nemen. Van ziektebeelden gaat men over tot symptomen, van ziekteverschijnselen naar algemene systemen. In het begin, dermatologie, astma, darmstoornissen, daarna pijn, moeheid, uitputting (met wat later weer benoemen van ‘nieuwe’ ziekten: chronisch vermoeidheidssyndroom, burn-out). Wat ook opvalt is de shift van het ‘onverklaarbaar’ benoemen naar gewoon bestuderen van klachten. Het implementeren van de kennis van algemene systemen zoals de pijnsensatie en de stress werden vooral door Van Houdenhove gestimuleerd.
Om het internationale karakter van de vereniging te benadrukken en de uitstraling te bevestigen werd in 1996 de naam veranderd in Society for Psychosomatic Medicine. Tegelijk werd besloten om de SPM open te stellen voor alle andere hulpverleners in de geneeskunde. De Nederlandse Vereniging van fysiotherapeuten volgens de psychosomatiek, de NFP, onder impuls van Hennie in ’t Veld stellen Albert Mulder voor om te zetelen in de raad van Bestuur. Van Vlaamse zijde kwam Eddy Neerinckx, kinesitherapeut (Vlaamse titel voor fysiotherapeut) in het bestuur.
In de loop van volgende jaren werden heel wat symposia georganiseerd. Ondertussen was aan Vlaamse zijde een levendige belangstelling vanwege de huisartsen ontstaan. Eric Boydens kwam in het bestuur en mede door hem werd ook aandacht besteed aan het functioneren van de hulpverleners zelf. Onder zijn impuls werden onder de ‘paraplu’ van de Society, zoals ze intern werd genoemd twee werkgroepen van intervisie van artsen opgericht. In Nederland bewerkstelligden Marieke Van Schie en Robbert van Alphen de Veer de samenwerking met de Nederlandse Balint Vereniging, die het principe van supervisie en intervisie uitdragen.
Tijdens die jaren steunden de Nederlandse tak en de Vlaamse tak mekaar wanneer het minder ging in een van de twee regio’s. De symposia bleven een zeer grote kwaliteit nastreven. Dit gebeurde door de inbreng van Rik Van Nuffel, staflid VVGG (Vlaamse Vereniging Geestelijke Gezondheid), het aansluiten van Dirk Vogelaers (internist, hoofd van het psychosomatisch centrum UZGent en An Mariman, psychiater, slaapspecialist, ook UZGent) en het engagement van de Antwerpse groep rond Eric Boydens bracht nieuw bloed en een frisse wind in de Society for Psychosomatiek Medicine. Tine Van Haegenborgh, huisarts, Didier Tritsmans, psychotherapeut, Sophie van de Put, fysiotherapeut, Annemie De Cock, fysiotherapeut, Paul Koeck, arts en e-therapeut, Raf Frateur, fysiotherapeut, Marc Smits, welzijnscoach werden sterkhouders. Door de fysiotherapeuten werden contacten gelegd met de fasciatherapeuten. Door hen werd een tot dan weinig onderzocht en ondergewaardeerd systeem, de fascia als ondersteunend, verbindend, regulerend, sensorisch en signalerend orgaan onder de aandacht gebracht.
Na het vroegtijdig overlijden van Marieke Van Schie had de Nederlandse tak het twee jaar heel moeilijk. De fakkel wordt sedert midden 2018 overgenomen door Bert Kallen, fysiotherapeut en onderzoeker van SOLK ( hier weer het concept Onverklaarbaar, weliswaar veranderd in Onvoldoende verklaarbaar, dat langzamerhand onhoudbaar wordt).